INTERVIEW: Jan-Pieter Everaerts: “Je inzetten voor de planeet blijft fascinerend, het kan op 1001 manieren én je valt nooit zonder werk !”
Deel 1: Van S.O.S. Natuur tot DIOGENE(S)
“Het snelste ontslag ooit !”
In het maandblad ‘Film & Televisie’ schreef Freddy Sartor in februari 2003: "Dankzij de onverdroten ijver en werkkracht van één man, nl. Jan-Pieter Everaerts, stilaan de meest kritische en meest compromisloze stem in Vlaanderen (naast Jaap Kruithof weliswaar) wordt het mediadebat in Vlaanderen, tenminste serieus aangezwengeld, of u nu akkoord gaat of niet." (1)
Dat er destijds veel mensen niet akkoord gingen met de kritische geschriften van Jan-Pieter Everaerts, kregen wij als studenten meermaals te horen. De ene docent vond hem te radicaal, een ander omschreef hem als “de noodzakelijke luis in de pels”. En ook: “In sommige kringen word je best niet met ‘jpe’ geassocieerd. Hij heeft te veel ego’s gekwetst. Zie de epiloog in de mémoires van Paul Jambers: die gaat helemaal over zijn onenigheid met Everaerts.”
Een docent vertelde ons het later door Jan-Pieter bevestigde gebeuren dat hij in 2001 bij De Morgen reeds tijdens een gesprek waarop hoofdredacteur Rudi Collier hem vroeg om opnieuw voor de krant te schrijven – na eerder een rubriek Nieuwe media’ te hebben gehad - meteen weer buiten lag. “Het snelste ontslag bij De Persgroep ooit !” Reden: hij had Collier gewoon gevraagd hoe het zat met de relatie met de toen nieuwe eigenaar, Christian Van Thilo. De docent: “Je ziet: een wereldje waarin het op eieren lopen is. Je carrière is snel gebroken.”
Twee decennia later zijn we nu. Jaap Kruithof is niet meer en Etienne Vermeersch evenmin. Met hen verdwenen de twee meest kritische Vlaamse academici. Ook docent en mediamaker Jan-Pieter Everaerts lijkt voor velen in geen mediavelden en -wegen meer te bespeuren. Wordt de “destructie van de kritische ruimte in het laatkapitalisme” waarover een andere academicus, Daniël Biltereyst ooit schreef, stilaan totaal ? Tal van alternatieve vzw’s en andere initiatieven moesten er ook mee stoppen, al dan niet nadat ze zonder subsidies gezet werden.
Maar voor wie goed zoekt, piept er boven een oceaan aan middelmatigheid een archipel uit van al dan niet verbonden alternatieven waarvan het ezine De Groene Belg er eentje is. Weliswaar vanaf 2025 zonder vzw Mediadoc erachter, alhoewel Mediadoc verder gaat als een ‘ami’: ‘autonoom media-initiatief’.
Met Mediadoc publiceerde Jan-Pieter Everaerts (°1958) een kwarteeuw niet-commerciële tijdschriften … Zonder subsidies. Zonder reclame. Hoe doe je dat ? Hoe hou je dat vol ? Van waar zo’n journalistieke drive ? Dus spraken we meerdere keren met hem af in Brussel en zochten we hem op in het tussen Verviers en Eupen gelegen Limbourg waar hij in 2010 uit Brussel naar toe verhuisde. (Waarna het in 2025 opnieuw richting het ouderlijke Budingen/Zoutleeuw ging - nvdr.) Het nu volgend interview is het resultaat van talrijke lange gesprekken, telefoons en e-mails. Afsluiten deden we op 12 december 2024. I & M
“De docent van de dikke cursussen”
I&M: Onze eerste vraag betreft jouw enorme productiviteit. Het lijkt soms of je dag en nacht schrijft.
JP: In zekere zin is dat ook zo. Soms lees ik voor het slapen gaan, nog een pittig stuk of een rapport waar ik iets mee doen wil, in de hoop dat mijn hersens er zich ‘s nachts over buigen. En dat werkt vaak. Dan sta je ’s morgens op en dan vloeit het er vanzelf eruit. Een vriend vergeleek het met wat hij las over Christopher Hitchens (1949-2011), één van de ‘four horsemen’ van het moderne atheïsme: “Schrijven moet voor hem geweest zijn zoals de kraan opendraaien." Nu, dat valt soms toch tegen hoor. Zit ik hier soms zo te zweten op artikels, dat ik ander kleren moet gaan aandoen.
PVDA’er Han Soete dan weer spotte dat ik sneller schrijf dan ik denken kan. Je moet een trage denker zijn om zoiets te verzinnen. Ik heb altijd geschreven. Op mijn 12de begonnen aan een dierenencyclopedie. Thuis was geen geld voor zo’n encyclopedie en boeken waren er niet. Moesten we op zondag voor naar de bibliotheek. Met wat ik zo kon opsteken schreef ik zelf boekjes en plakte er prentjes van de Jacques-chocolade in.
I&M: Hoe ver ben je geraakt ?
JP: Tot aan de letter O. Een paar jaar geleden toonde ik die boekjes aan drie nichtjes en ze vonden het heel schattig. Ze begonnen toen zelf ook boekjes te maken.
I&M: Weet je hoe we voor het eerst van jou hoorden ? Op de trein. Van een student die je cursus wereldfilm studeerde. Hij noemde je ‘de docent van de dikke cursussen’. Je behoorde tot zijn top 3 van RITCS-docenten. "Enthousiast, kritisch, open voor dialoog, én ecologisch. Nu ja, het moet ook klikken met een docent" vertelde hij. “En je moet mee kunnen. Hij staat soms voor de klas luidop na te denken waarbij hij van de hak op de tak springt en daarna is het zoeken om de draad terug op te vissen. Dat geeft grappige toestanden in de les, waarbij hij aan ons, de studenten vraagt: ‘vanwaar komen we ?' Sommige studenten vinden dat vermoeiend. Maar je verveelt je niet. Bij sommige leraren heb je de indruk dat ze hun uren kloppen. Bij hem niet. Hij geeft graag les en zegt dat ook. Hij vertelde dat hij ooit ziek - verkouden - ging lesgeven. Na de les was hij genezen. Dat soort docent.”
JP: Die verkoudheid die overging tijdens de les, dat was in mijn eerste jaar op het RITCS, met studenten die ik me 33 jaar later nog herinner ! Heerlijke klas. Nog zo’n anekdote: ik had eens thuis druk gewerkt aan een artikel dat binnen moest bij De Morgen en moest dan gaan lesgeven. Toen ik voor de klas kwam te staan, viel opeens al de spanning van me af. Vreemd. Normaal gezien zou je dan stress moeten krijgen. Maar als het klikte met een klas, was het als thuiskomen wanneer je voor je vrienden, aan weer een gezellige lestijd samen kon beginnen.
‘Kritiek der cynische rede’
I&M: Wie waren je inspiratiebronnen ? De boeken die je kijk op het leven veranderden ?
JP: Och, dat gaat om een heleboel mensen en boeken, van over heel de wereld: van de Italiaan Petrarca met zijn ‘Leven in eenzaamheid’, langs Karl Marx tot de Britse Jane Goodall en de Amerikaan John Zerzan bijvoorbeeld, Albert Camus met ‘L’homme revolté/De mens in opstand” en de Palestijn Edward Said met ‘Manifestaties van de intellectueel’ (als banneling), Brabander Joris Tulkens ook met ‘De macht van het getal’ en ‘Sire, er zijn geen Vlamingen’, naast 'Indiaanse' voormannen zoals Oren Lyons e, Floyd Red Crow Westermann. Boeddha uiteraard ook.
Te veel om op te noemen. Maar ook mijn geestelijke vader Frans Buyens en BRT-journalist Maurice De Wilde, plus leraars en proffen die me gevormd hebben zoals Luc Gubbels van het Narafi en de te jong gestorven Wim Vander Biesen van de KULeuven. Jan Servaes ook, die er nu nog bij is. Allerlei mensen ook die aan De Groene Belg meewerkten met Etienne Vermeersch en Agalev- en B-Plus-medestichter Ludo Dierickx (2) als de bekendsten en Pascal Versavel als de meest volhardende: hij werkt al jaren praktisch alle dagen mee. Waarvoor dank ! Maar er zijn en waren ook en vooral mijn ouders, broers, zus, geliefden, collega’s, studenten enzoverder. Ieder mens met wie je één of andere relatie aangaat, vormt je ook mee.
Cruciaal waren de jaren negentig met de chaos in het onderwijs en de holdup op ons loon door de ‘Maastrichtbesparingen’ van Jean-Luc Dehaene en Luc Vandenbossche. Toen via Peter Sloterdijks ‘Kritiek der cynische rede’, de Griek Diogenes van Sinope en de Stoa leren kennen, evenals het dagboek van keizer Marcus Aurelius. Zijn centrale vraag: hoe volhouden om het goede te doen in een wereld die vaak je inspanningen niet waard lijkt ? Dat is een vraag die elk denkend mens zich stelt. Van cineast en RITCS-collega Stijn Coninckx herinner ik me ook zo’n vraag uit een interview dat ik met hem had: ‘Hoe ondanks alles een goed mens blijven ?’
Figuren waar ik ook veel mee bezig was, waren communistische leiders zoals Lenin, Stalin en Mao. Van Mao hing lange tijd op mijn bureau de uitspraak “Het is juist in opstand te komen.”
“De bolsjevieken: ontspoord door te veel ambitie ?”
I&M: Achteraf bekeken, en achteraf is het altijd makkelijk oordelen, maar de drie die je nu vermeldt, dat waren toch regelrechte cynische machtswellustelingen !
JP: Inderdaad, maar er moet in hen ook een dosis idealisme gezeten hebben. Weet je bv. dat Lenin heel mooi geschreven heeft over hoe de ideale mens om beurten zowel boer, als arbeider én intellectueel zou moeten kunnen zijn. De Sovjetrevolutionairen stelden zich tot doel de mensheid te bevrijden van én de godsdiensten én het geld. Zij wilden beide afschaffen. De bolsjevieken dat waren nog jongens met ambitie ! (Lach)
Als film- en mediadocent op het RITCS heb ik altijd graag lesgegeven over de revolutionaire Sovjetcinema met Pudovkin, Eisenstein, Vertov … Wellicht liet ik me in mijn enthousiasme soms te ver gaan, wat deze spotprent verklaart:
Op het web gevonden studentikoze spot. Elders heette het dat “de wereld niet ten onder zal gaan aan de opwarming of fijn stof … De ware reden tot paniek heet: JPE” Waarna grappige alinea’s volgden over “de komst van de Antichrist en de 4 ruiters van de Apocalyps die alle 5 zeer logisch samenkomen in JPE” …
Achteraf kan je wel zeggen dat de communisten téveel ambitie hadden. Daar ligt een deel van de verklaring waarom het onder Stalin zo ontspoorde. Stalin bestuderen is overigens nuttig om te zien hoe mensen vreselijke dingen kunnen doen onder de dekmantel van de meest verheven idealen. Van het communisme, van ‘religies’ ... ‘Katholieke’ priesters die kinderen misbruiken. Islamfundamentalisten die iedereen willen opblazen. Linkse leiders zoals Pol Pot (Cambodja), Ortega (Nicaragua) of Maduro (Venezuela) die van hun land een puinhoop, een gevangenis of in het geval van Pol Pot, zelfs een knekelveld maken. Hoe dat ooit leren te voorkomen ?
Te activistisch voor het Wereldnatuurfonds
I&M: Zie jij je nu vooral als een rooie of als een groene ?
JP: Beide, maar het groene eerst: zonder leefbare planeet kan de mens niet verder. Maar die opstelling botst met het menselijk egoïsme, met de neiging alles in het teken van de mens te stellen. Of zoals de vroegere CVP-baas Herman Van Rompuy begin 2019 in ‘Wilfried’ stelde: de mens moet de maat zijn van alle dingen. Om te schaterlachen: wandelende tak Van Rompuy als maat van alle dingen.
I&M: Het ecologische zat er bij jou van jongsaf in ?
JP: We hadden thuis als kind het geluk op te groeien in wat een krant ooit “de eerste groene zone” noemde “die je aantreft als je van Brussel oostwaarts rijdt”: het Hageland. We konden daar heelder dagen zorgeloos rondfietsen, soms tot diep de Ardennen in. Maar de jaren zestig en zeventig waren ook de jaren van de eerste boeken en artikels over hoe het mis liep met het milieu. 1962: ‘Silent Spring / Dode Lente’ van Rachel Carson, over de gevolgen van gif in de landbouw. 1972: ‘Grenzen aan de Groei’, het eerste rapport van de Club van Rome. De BRT toonde een Teleac-milieucursus en in het weekblad van moeder, ‘Het Rijk der Vrouw’, las ik de "SOS Natuur"-pagina's. Die ik overigens nog altijd heb. Hebben al mijn verhuizingen overleefd omdat ik ze zo koester. Met de zelf opgerichte ‘Natuur Scouts’ voerden we acties tegen jagers – hun gekweekte fazanten vroegtijdig loslaten bv. - en vogelvangers wiens netten we vernielden. Die acties kregen weerklank tot in Brussel ! Het Wereld Natuur Fonds vond het nodig me ervoor te berispen, waarop ik met mijn vrienden – op school had ik via een spreekbeurt heel de klas lid gemaakt – weer uit het WWF stapte. Jaren later, werd de band terug aangehaald, dankzij Koen Stuyck die ik via werk voor de Antwerpse Wereldmediatheek had leren kennen.
I&M: Koen Stuyck die jou ooit “de hardst werkende journalist van het westelijk halfrond” noemde.
JP: Dat was dan een ietsie pietsie overdreven van Koen !
AMADA: één grote familie ?
I&M: Als student ging je niet bij een ecologische partij, maar bij een bloedrode beweging.
JP: Agalev bestond nog niet. Bovendien had ik al jong sympathie voor wat je hier toen kon opvangen over het maoïsme. En dan was er hier die partij AMADA, Alle Macht Aan De Arbeiders ! Dat klonk mij als zoon van een metser, opgegroeid in een dorpsstraat met allemaal zelfstandigen die meestal bij de socialistische partij waren (…) en waarvan er één de dictatoriale baas was van mijn vader, als muziek in de oren. In 1975 - het jaar van Mao’s dood - begon ik in Leuven. Niet voor dierenarts: dat vond het PMS voor mijn ouders onbetaalbaar. Die gasten hebben dus verhinderd dat ik de wilde dieren in Afrika ging redden. Goed dat ik daar niet aan begonnen ben. (Schaterlach …) Het werd mijn tweede keuze: 'Pol & Soc'.
I&M: En daar werd je volbloed maoïst ?
JP: In alle onwetendheid ! We wisten hier zo goed als niets van het hermetisch afgesloten China. Wie het wou, kon ons van alles wijsmaken. Zoals Joris Ivens met zijn propaganda-documentaires ‘Hoe Yukong de bergen verzette’. Of zoals de leiders van Amada, wat nu de Partij van de Arbeid is. Ik kende Amada van in mijn scholierentijd toen hun standpunten me hielpen in discussies met de leraars op het katholieke college. Over kernenergie, armoede in de wereld versus de rijkdom van de kerk enzo.
Mijn eerste avond in Leuven zat ik al op een vergadering met Amadezen. De meningsverschillen gingen vooral over Stalin, die voor hen nog hét boegbeeld was. Maar ik had toen al ‘De Goelagarchipel’ van Solsjenitsyn gelezen. In de tweede kandidatuur stak het sfeertje onder de studenten in 'Pol & Soc' me dermate tegen – ik zat daar tussen diplomatenkinderen enzo – dat ik me met AMADA volop in het revolutionaire leven stortte: ’s morgensvroeg aan fabriekspoorten pamfletten uitdelen, overdag naar stakingspiketten op onder andere de scheepswerven en Ford Genk, ’s avonds stencils draaien. Het was een tijd waarin ik ’s ochtends soms niet wist in welk bed ik ’s avonds zou slapen, maar geen probleem, want AMADA leek één grote familie. Wat me ook altijd zal bijblijven, zijn de bezoeken die we in Luik brachten aan doodzieke mijnwerkers. Mijn grootvader langs moeders kant was ook koolputter – in Grace Berleur en de Limburgse mijnen - en een oom van moeder stierf jong aan de gevreesde stoflong.
Door het stoppen met mijn studies heb ik mijn ouders wel veel verdriet aangedaan en ik mag van geluk spreken dat ze me toen niet het huis uit schopten zoals een buurman hen aanraadde. Maar later heb ik dat zo goed als mogelijk proberen goed maken, wat wel lukte want onlangs zei moeder me dat als ze mij bezig ziet, ze haar eigen jonge ik terugziet. Zijn was ook een echte idealiste. Bon, na dat revolutionaire jaar volgden een tumultueuze legerdienst en een half jaar als arbeider werken in een fabriek. Voor de partij. In die tijd gaf ik ook een eerst gestencild en later gedrukt jongerentijdschrift uit: ‘Donder en Bliksem’ dat later opging in het Rode Jeugd-tijdschrift Kabaal en dat we verspreiden via de dancings van destijds en een netwerk van sympathisanten op scholen.
Op den duur was ik ook echt lid van de partij, wat toen een prestatie was. Je moest een half jaar stagelopen onder toezicht van twee peters. De schrik voor infiltratie was groot. Veel later vertelde een kommandant van de rijkswacht me dat ik nog altijd in hun fichier zat. Tegen de tijd dat ik volwaardig partijlid geraakt was, had ik er echter genoeg van. Zo dogmatisch. Ze maakten zelfs ruzie over het luisteren naar de Rolling Stones. Terwijl ik toen droomde van een bij mijn liefjes in de smaak vallende carrière als gitarist. Maar geen aanleg. Als jonge mens moet je wat afzoeken, voor je je draai in het leven vindt.
Na half dozijn stielen, terug studeren, voor documentairemaker …
I&M: Exit Mao en Amada. Waar heb je je nadien op gestort ?
JP: Daarna enkele jaren allerlei jobs gedaan, onder andere in de bouw – illegaal ook nog in Nederland aan de bouw van een fabriek gewerkt ! - en in de bibliotheek van de Vrije Universiteit Brussel. Dat was ook de tijd van mijn grootste jeugdliefde en alhoewel het nu al 42 jaar geleden is dat ik haar voor het laatst zag – de relatie eindigde door geroddel en de plotse dood van haar moeder – krijg ik als ik af en toe eens haar woning voorbij fiets, soms nog altijd gevoelens die me verbazen. Van onzekerheid bv. als ik haar terugzien zou. Raar toch: lesgeven voor groepen van tot 100 studenten ging me goed af – en daar zaten ook knappe gezichtjes tussen - maar hoe zo één gemiste geliefde levenslang impact heeft … Het was dan ook een echte bloem en volgens ik hoor van anderen, is ze dat nu nog … Bovendien zal ik wat er tussen ons gebloeid heeft, nooit vergeten.
Maar ach, een mens kan niet alles hebben. En ‘the spirit of freedom’ zoals in de wervelende song ‘Anya’ van Deep Purple, is bij mij te sterk. Zij was er destijds tegen dat ik terug ging studeren, maar wat ben ik blij dat ik dat doorgezet heb. Met het geld van de vermelde jobs en na nog een RVA-opleiding tot ‘viertalig handelscorrespondent’ die me vlot leerde typen, ging het terug naar Leuven: communicatiewetenschappen. Via de Audiovisuele Dienst in Heverlee kon ik daar mijn eerste documentaires maken. Daarna volgde nog de filmschool van het Narafi. Dat gaf me de kans om mijn thesis voor Leuven uit te werken tot een boek waarvoor de BRT bereid bleek om het uit te geven: ‘Oog voor het echte’. Een boek over de Vlaamse documentairefilm.
Let wel, de Vláámse, want ik was toen nogal 'flamingantisch', vooral door toedoen van twee barslechte leraars Frans in het humaniora. Ze gaven me een hekel aan het Frans.
Via het boek werd ik de Vlaamse secretaris van Hot Doc, een Belgische vereniging voor documentairefilm, opgericht in 1987. Daar leerde ik de Franstalige documentairemakers kennen en hun productie-ateliers. Het einde van mijn afkeer voor het Frans. In die tijd volgde een tweede boek, over Frans Buyens, een cineast die vooral documentaires maakte. Hij werd samen met BRT-journalist Maurice De Wilde erevoorzitter van de vzw Mediadoc die ik in 1990 oprichtte om documentaires te maken.
Maar voor het zover was, was er nog een opdrachtdocumentaire over het Belgische Rode Kruis – op pellicule nog, deels gemonteerd bij Fugitive Cinema in Antwerpen - alsook een jaartje werk bij de Brusselse vzw Maatwerk waar ik een opleiding Opdrachtdocumentaires organiseerde en een reportage produceerde over een Vredeseiland in Rwanda.
In 1989 aan de slag bij Maatwerk als ‘diensthoofd professionele opleidingen en productie’ (vooraan rechts gezeten, vlak voor de latere VRT-journalist Lucas Vanclooster). Aan de overkant van de foto en als enige met stropdas directeur Ward Treunen.
De les van ‘Maatwerk’: vertrouw geen politiekers
(Of met Raf Verbeke: politiek is te belangrijk om aan politiekers over te laten)
I&M: Hoe kwam er aan die job bij Maatwerk een eind ?
JP: Maatwerk werd plots opgedoekt omdat politici het zonder subsidies zetten. Een les die me mijn leven lang bijbleef maar later bij de Antwerpse Wereldmediatheek waar ik studies voor maakte, zou ik het nog eens zien gebeuren. En ook het tijdschrift Film & Televisie, later Cinemagie, waar ik de TV-rubriek voor verzorgde, werd opgedoekt toen het zonder subsidies gezet werd.
Reden om voor Mediadoc nooit subsidies te vragen. Uitgezonderd in het begin enkele jaren een subsidie van 4.000 frank per jaar van de gemeente Schaarbeek.
Na Maatwerk volgde een tijd van BRT-reportages voor de christen-democratische omroep CDO: over de Kempen, de zeevisserij, ‘veel voorkomende criminaliteit’ … We waren daar heel vrij in en de CVP-politici die in de reportages opdoken, waren meestal heel vriendelijke mensen. Er was er maar eentje die tegenviel: Herman Van Rompuy. Arrogant en onsympathiek. Maar kijk, net hij schopte het tot Europees president !
Piekenleugenaartje Jambers
I&M: In een interview dat David Dessers in 2003 van je afnam, lazen we dat Paul Jambers aan je documentaire werk een eind maakte. (3)
JP: Wel, toen Paul Jambers met zijn bedrijf startte, vroeg hij me als regisseur. De eerste reportage die ik voor hem zou maken, zou over de moord op André Cools gaan. Stelde hij zelf voor. Later viel ik bijna van mijn stoel toen ik in zijn memoires las dat ik Cools had voorgesteld, waaruit volgens Jambers moest blijken hoe arrogant ik wel was.
Dat Jambers me vroeg, kwam via mijn eerste boek met daarin een hoofdstuk over hem: op de BRT was hij destijds een vernieuwend documentairemaker. Maar op het kennismakingsweekend met de startploeg van Jambers liep het mis. VTM had beslist dat Jambers geen politieke reportages mocht maken. Weg André Cools. Wat er in de plaats kwam, was zo banaal en voyeuristisch dat ik het zwaar met Jambers aan de stok kreeg. Direct na het weekend belde hij me om te zeggen dat hij het met mij niet zag zitten en dat ook andere medewerkers – waaronder Luc Alloo - een veto gesteld hadden.
Veel later zou Jambers in zijn mémoires er de volledige epiloog van dat boek aan besteden om mijn kritiek op hem te verdraaien. Enerzijds vond ik dat ergerlijk. Anderzijds ook grappig merkwaardig dat hij zich zo tegen mijn kritiek verdedigen wil. En heeft er dan niemand anders hem ooit echt in vraag gesteld ? Als er iets is dat hij niet kan: zichzelf in vraag stellen. Hij kan of wil het verschil tussen zijn BRT- en zijn VTM-tijd niet toegeven. Zijn epiloog staat overigens vol onwaarheden, zoals waar hij beweert dat ik ‘Oog voor het echte’ in opdracht van de BRT schreef, daar waar ik jarenlang geheel op eigen initiatief aan dat boek gewerkt heb, dat begon als een met grote onderscheiding bekroonde universitaire thesis. Waarna ik de filmschool van het NARAFI er mee combineerde om verder aan het boek te werken waarvoor ik zo’n 80 interviews deed en in allerlei archieven documentaires ging zoeken en bekijken.
I&M: Je kreeg er een prijs van de Belgische Stichting Roeping voor.
JP: Inderdaad en met het geld daarvan kon ik mijn studiekosten verder dekken.
Lesgeven en van de ‘Walk Across America’ tot DIVA
I&M: Na Jambers ben je gaan lesgeven. Hoe begon dat ?
JP: Wel, bij de christen-democratische omroep was ik gestopt om naar Jambers te gaan. Gelukkig kon ik dan een eerste cursus media geven aan de Ham in Mechelen en nadien volgden enkele jaren van voltijdse aanstelling op de filmscholen van het RITCS en Sint-Lucas in Brussel, theorie en praktijk. Met ook een jaartje kunsthumaniora in Brussel waar ik tot spijt van de directie moest stoppen want de belastingen roomden de inkomsten daarvan, volledig af.
Theorie doceren aan het RITCS, konden toen nog zonder doctoraat. Later heeft men die vereiste ingevoerd, wat het voor arbeiderskinderen weer moeilijker maakt om in het hoger onderwijs binnen te raken, naast ‘het glazen plafond’ – de andere ‘cultuur’ – dat ons sowieso vaak buitensluit. Men bevoordeelt nu wel overal vrouwen alsook ‘nieuwe landgenoten’ want alles moet ‘divers’ worden, maar de arbeidersklasse, de ‘basse classe’, die houden de hoge pieten en dames liever buiten.
I&M: Je bleef daarnaast ook actief in de filmsector.
JP: Begin jaren negentig stond het Vlaams filmbeleid op hervormen. Dat leidde in 1993 tot het Vlaams Film Instituut, dat de hele filmsector wou overkoepelen en verdedigen. Samen met Peter Brosens werd ik daarin verkozen als beheerder namens de documentaire sector.
In die tijd maakten Rudolf Mestdagh en ik met de vzw's Mediadoc en Cosmokino en in coproductie met 'NV De Wereld' (BRT) een documentaire over de 'Walk Across America for Mother Earth'. Die voettocht was een initiatief van de Gentse vzw 'Voor Moeder Aarde' die opkwam voor de rechten van de Indianen én tegen de kernproeven op de Nevada Test Site. Van die vzw waar ik twee jaar aan meewerkte, bekwam ik een exclusiviteitsdeal alsook met de strijdbare, in ‘Wounded Knee’ opgerichte ‘American Indian Movement’. Zodoende kon de BRT niet om ons heen en moesten ze om de voettocht te brengen, wel een coproductie aangaan.
Die productie waarin Rudolf en ik veel geld staken, maakte me echter duidelijker dan ooit, hoe moeilijk het is onafhankelijk documentaires te produceren. Een student merkte me toen in een les ook op dat je met één documentaire midden een hoop ‘onzin’, niet het verschil kan maken. Een aanzet tot het latere mediakritiek-werk.
In 1996 begonnen we dan met DIVA, een vereniging voor de Vlaamse documentairefilmsector. Sinds 1993 was er ook al een eenvoudig documentair tijdschriftje van Mediadoc dat geleidelijk, dankzij de medewerking van Werner Strouven en Sacha Kullberg professioneler werd.
Met ons gedrieën en met Luc Gubbels als voorzitter en wijze raadsman, vormden we toen een goed ploegje. Werner zal ik altijd dankbaar zijn voor het werk dat hij presteerde om de lay-out te verzorgen van wat ik tot nu als mijn beste boek mag beschouwen én dat 33 keer positief in de pers kwam: het overzichtswerk ‘Film in België, een permanente revolte’ (2000).
Geloven in het medium documentaire
I&M: Eerder had je ook nog een boek over de Vlaamse videosector gemaakt, maar in 2000 werd het Film ‘in België’. Niet ‘Film in Vlaanderen’ …
JP: In Brussel leerde ik de filmproductie van Franstalig België beter kennen. Daar werkt de filmsector met 15 productie-ateliers die geld – te weinig overigens - krijgen van de staat en vervolgens zelf bepalen waarin dat geld geïnvesteerd wordt. Ook de gebroeders Dardenne hebben zo'n atelier, ‘Dérives’, 'Afwijking'. Een prima systeem, dat van die ateliers, in vergelijking met Nederlandstalig België, ‘Vlaanderen’, waar elke filmmaker of producent er alleen voor staat. Nadat ik met de ateliers ook samengewerkt had – o.a. voor een Rwanda-reportage en reportagewerk voor Amnesty International - pleitte ik destijds en nu nog, voor autonome productieateliers in ‘Vlaanderen’. Maar toen het Vlaams Audiovisueel Fonds (VAF) in 2003 startte, bleek dat 'Vlaanderen' het weer allemaal centraliseren wou. In één fonds. Geen ateliers. De botsingen met VAF en de verantwoordelijke politici waren toen zo hevig, dat het documentaire netwerk DIVA dat ik 7 jaar begeesterd had, eraan ten onder ging. (4)
I&M: Dus die inkomsten vielen ook weg ?
JP: Welke inkomsten ?
I&M: De subsidies van DIVA ?
JP: Ook DIVA kreeg nooit subsidies. Nooit gezocht. Neen, dat was ook weer allemaal gratis werk. Met geld had het conflict met het VAF niets te zien. Toch niet voor mij. Wel voor de documentairemakers die met DIVA meewerkten. Als ze verder met mij mee streden, konden ze subsidies voor hun films vergeten. Zo is het netwerk uiteengevallen.
I&M: Maar terwijl je makkers subsidies wilden, werkte jij gratis. Toch vreemd …
JP: Achteraf gezien denk ik dat sommigen me wel gek verklaard hebben. En toen ik ook nog eens begon reizen ervoor te maken én zelf te betalen, kregen ze het thuis op hun heupen. Mijn vader vroeg me ooit: ‘Waarom wil jij altijd werk doen dat anderen niet willen doen ?” Een rare vraag voor mij. Ik geloofde en geloof nog altijd in het fantastische medium dat documentaire is. En dus vond ik het geweldig dat ik daar mee bezig zijn kon. Betaald of niet betaald.
I&M: Leidt zoiets niet tot een soort van ‘zelf-uitbuiting’ ?
JP: Dat gevaar zit erin, maar zo voelde het niet aan. Het was maar door gratis te werken, dat ik veel heb kunnen doen; wat ik wou doen, kon doen en vond dat ik het moest doen. Dat ik daardoor altijd zal moeten blijven huren en zelfs niet eens meer een auto heb, moet ik erbij nemen. Het is zoals cineast John Cassavetes ooit stelde: “To risk it all, to express it all”. Maar dat maakt dat ik niet het zoveelste welstellend bourgeois-schrijvertje wordt. Het deed me trouwens veel deugd toen een paar weken geleden een jonge fabrieksarbeider me spontaan vertelde hoe sterk hij De Groene Belg waardeert. Het is voor mensen zoals hij en zoals mijn ouders, voor zogenaamd ‘gewone’ werkende mensen dat ik mijn hersens hun uiterste best wil doen doen. Voor die boerin-tante bv. ook die me ooit verraste met de uitspraak dat “ze de documentaire uit het leven van de mensen hebben doen verdwijnen”. Ze: de B/VRT-omroepbazen.
Reportage versus documentaire
I&M: Van een vriend die bij jou studeerde, vernamen we dat je neerkijkt op de ‘Man bijt hond’ en ‘Iedereen Beroemd’-reportages, terwijl hij en zijn klasgenoten dat juist graag maken.
JP: Ik kijk daar niet op neer op. Dat mag er zijn. Maar er moeten ook echte documentaires – waar je lang aan werkt, langer dan aan reportages - mogelijk zijn. Overigens botsten studenten van me die documentaires wilden maken, soms op grote weerstanden. Tot en met intimidatie.
I&M: Geef eens een voorbeeld.
JP: Wel een Limburgse student wou een documentaire maken over het erg vervuilende Tessenderlo Chemie. Resultaat: hij kreeg mensen van dat bedrijf aan zijn deur en de bedreigingen waren niet mis. Dan moet je een Don Quichote zijn om door te duwen of je moet op een structuur kunnen terugvallen die je als documentairemaker beschermt. Zoals bij de BBC bv. waar ze gesteund worden door een juridische dienst. Begin jij hier maar aan een documentaire over de mensenhandel in de prostitutie. Dan kom je tegen een onderwereld te staan die, zoals één van mijn andere oud-studenten meemaakte, er niet voor terug deinst je in elkaar te timmeren. Of om je in diskrediet te brengen zoals het gebeurde met een VRT-journalist die er te onvoorbereid aan begon. Waarna de brave man door de VRT gedumpt werd.
Van DIVA’s Docu-Nieuws tot DIOGENE(S)
I&M: In de jaren negentig, vanaf 1993, bracht je twee soorten gedrukte publicaties over documentairefilm. Eerst 'Paradox' dat na 5 nummers het kwartaaltijdschrift 'Docu/DIVA-Nieuws' werd waarvan 16 nummers verschenen, en daarnaast de vijf jaarrapporten 'Belgian Doc'.
JP: Met daarnaast via email nog een groot aantal ‘DIVA-Nieuwsen’ plus een 250-tal ‘Belgian Docs’. In die tijd mailde Ike Bertels, voorzitster van de Nederlandse documentaire vereniging DIFA waarmee we goede contacten hadden en op het documentaire festival IDFA in Amsterdam samen vergaderden, dat “tegen jouw snelheid van communiceren niemand op kan.” (5)
I&M: Maar leefbaar als journalistiek project waren je publicaties niet ?
JP: Absoluut niet. Ik kon die tijdschriften maar uitgeven door drie werken te combineren: het betaalde werk voor mijn sinds midden jaren negentig deeltijdse job als docent, het betaalde werk voor opdrachtartikels en lezingen waarvoor het geld naar vzw Mediadoc ging én dan het werk aan de eigen publicaties waarvoor dat geld gebruikt werd. Zo’n combinatie was dan nog maar mogelijk door superzuinig te leven en zonder gezin om voor te zorgen …
I&M: In 'Docu-Nieuws' kwam er naast de artikels over documentairefilm, ook media-kritiek.
JP: Logisch want de moeilijkheden van de documentaire zijn direct gelinkt aan de problemen door de opkomst van de commerciële beeldcultuur, vanaf de komst van VTM in 1989. Begin 2000 zijn we dan gestart met het enige gedrukte tijdschrift voor mediakritiek dat België ooit had: het dankzij Sacha Kullberg tweetalige DIOGENE(S) (2001-2002). De ondertitel luidde 'Magazine voor media en democratie." DIOGENE(S) werd dan ook ruimer dan wat zij en ik eerst in gedachten hadden. Het werd meer dan alleen maar een 'Belgian Media Watch'.
Links: cover van de eerste DIOGENE(S). Rechts: de volledige 6-delige collectie
I&M: In een interview met je in Knack lazen we dat je een tijd het gedrukte DIOGENE(S) combineerde met vanaf 2002 het wekelijkse e-zine DIOGENE(S). (6)
JP: Dat ezine begon omdat we met de gedrukte kwartaalpublicatie lang op de realiteit achterliepen. Maar de combinatie was niet vol te houden. De gedrukte uitgave sneuvelde na 6 nummers. Mede doordat ik weer eens een ander conflict had meegemaakt: een botsing met de VRT-top op een bijeenkomst bij Sabam. Toen ik hen hoorde liegen over hoe zij jonge mensen kansen gaven, ben ik daar zo kwaad tussengekomen dat ze bij Sabam fel schrokken. Wat het einde van hun sponsoring van DIOGENE(S) betekende …
I&M: Iets helemaal anders was dat je het toen nogal opnam voor Dyab Abou Jahjah.
JP. Het spectrum van de losse DIOGENE(S)-medewerkers varieerde van radicaal links tot 'gematigd' centrum-rechtse schrijvers die ook opkwamen tegen de demonisering van Dyab Abou Jahjah van de Arabisch Europese Liga (AEL). Dyab was een handige provocateur maar de reactie van de overheid op hem was buitensporig. Premier Verhofstadt die ’s middags in het parlement aankondigde dat Dyab zou gearresteerd worden: een ongehoorde schending van de scheiding der machten. Wat ik aan Dyab terecht vond waren zijn sociaal-economische eisen. Het liep mis met hem en zijn achterban toen de islam almaar meer op de voorgrond kwam. Zodra ik de vrijzinnigheid ging verdedigen, haakten moslimvrienden af. Terwijl anderzijds de katholieke pater Luc Vankrunkelsven mijn kritiek op de godsideologieën zelfs nog gevoed heeft door de kritische geschriften die hij me liet kennen. Luc is ook altijd teksten blijven aanleveren, tot kort voor zijn overlijden in 2023. Wat ons bond, was belangrijker dan wat ons scheidde.
Tegenover de ‘sousmission/onderwerping’ waarvoor rechts waarschuwt en die de ‘islamogauchisten’ inwilligen – bij de PVDA beweren ze nu dat communisten de godsdiensten altijd waardeerden, terwijl Stalin kerken liet dynamiteren (7) – alsook tegenover de burgeroorlog-optie van zowel ‘blanke supremacisten’ als islamfundamentalisten, stel ik de kritische samenwerking voor, voor het grote doel van het leefbaar houden van de Planeet.
Overigens vind ik als ecologist al de godsbedriegerijen – godsdienst mag je het niet noemen, want je kan niet iets dienen dat je niet kan zien, niet kan horen, voelen, ruiken … - het ergst denkbare verraad aan wat onze echte Godin moet zijn: onze unieke levende Planeet Aarde. Moeder Aarde. Ook zij is soms grillig tot en met maar ik onthoud altijd de uitspraak van de Indiase ecofeministe Vandana Shiva dat als je goed doet voor de Aarde, zij goed doet voor jou.
Morgen deel 2: 2003-2024 (alsook de voetnoten)
Dit interview verscheen in De Groene 2880 van 13/12/2024
Uit voorzichtigheid inzake werkgelegenheid, kortten de interviewers hun namen af tot de eerste letters van hun voornaam.